Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De tucht is [20]onaangenaam voor dengene die het [21]pad verlaat; [en] die de bestraffing haat, zal sterven. 20. Hebreeuws, kwaad; dat is, onaangenaam, hard, moeilijk; hoewel zij in zichzelve zeer goed is. Alzo is het woord kwaad genomen, 1 Kon.22:8,18, gelijk ook het woord goed betekent dat aangenaam en lieftallig is. Zie 1 Kon.1:42. Anders: een kwade tucht, [dat is, straf] is voor degenen, die het pad verlaten. 21. Te weten, het goede en rechte pad. Zie boven, hfdst.2 vs.8.